Dit hoofdstuk gaat over de oprichting van de Vrijwillige Landstorm.
Waar komt de naam vandaan? Waarom wordt de Vrijwillige Landstorm juist tijdens de Eerste Wereldoorlog opgericht? Hoe ziet Nederland er op dat moment uit en waarom is er een behoefte aan een Vrijwillige Landstorm? Hoe kunnen mensen zich aanmelden en wie zijn deze mensen eigenlijk, die vrijwillig voor Nederland willen vechten?
De Inspecteur der Vrijwillige Landstorm is er maar druk mee. Er moet veel georganiseerd worden, want in het begin is er zowat niets voor handen.
In Nederland wordt het woord Landstorm voor het eerst gebruikt in 1813 door toedoen van de ‘Prins van Oranje-Nassau’. Hij wordt later ‘Koning Willem I’. Bij afwezigheid van een Nederlands leger worden Oranje-trouwe legeronderdelen gevormd van gewone burgers. Alle ‘weerbare mannen’ van 17 tot 50 jaar oud, moeten zich gaan organiseren in bataljons om de eigen woonomgeving te verdedigen, gewapend met geweer of piek. Van vrijwilligheid is geen sprake.
Deze Landstormbataljons nemen deel aan de gevechten van de bevrijdingsoorlog van 1813-1814. Zij helpen mee om de Franse troepen van Napoleon het land uit te zetten. Nadat ‘Napoleon Bonaparte’ in 1815 wordt verslagen, worden ook de Landstormbataljons opgeheven. Nederland is vanaf nu een Koninkrijk met Willem I als koning. Vanaf nu bestaat er een vast Nederlands leger.
Het woord Landstorm is zodoende gedurende de 19e eeuw in Nederland niet een onbekend begrip.
Nederland is rond 1900 druk bezig met het moderniseren van zijn leger. Wij – als Nederland – zijn neutraal en onze focus is daarom vooral op de verdediging van ons land. Het moderniseren van het leger is eigenlijk een continu proces. Nieuwe wapens zorgen voor nieuwe tactieken. Nieuwe mogelijkheden zorgen voor nieuwe strategieën. Deze zorgen weer voor de behoefte aan nieuwe wetten.
Het Nederlandse leger is in de 19de eeuw gebouwd op vooral de wetten, die we overnemen van de Fransen als Willem I koning wordt. Vooral de legerwetten zijn rond de eeuwwisseling oud en achterhaald. Het is tijd om bestaande wetten af te schaffen, te vervangen of helemaal opnieuw te ontwerpen.
Zo komen er moderne schepen; we gaan bouwen met staal in plaats van met hout. Moderne vuurwapens zoals het machinegeweer doen hun intrede. Er wordt een nieuwe Dienstplicht ingevoerd en de leefomstandigheden van de militairen in kazernes verbeteren. Het moderniseren van je leger betekent vooral de laatste techniek toepassen en snel kunnen opschalen. Dit worden de belangrijkste focuspunten van de Nederlandse generalen.
Stap voor stap bewegen we ons richting een Nederlands leger, waar een organisatie zoals de Vrijwillige Landstorm kan ontstaan.
Nadat Willem I in 1815 koning wordt van de Nederlanden heeft Nederland een soort van ‘algemene dienstplicht’. Ook al is deze dienstplicht niet echt algemeen. Er worden elk jaar maar een bepaald aantal mannen opgeroepen die zich moeten melden voor deze dienstplicht. Na je diensttijd kom je in de militie terecht. Dit is een (reserve)onderdeel van het Nederlandse leger. De militie wordt opgeroepen als het Nederlandse leger gaat mobiliseren. Bijvoorbeeld als Nederland denkt dat er oorlog gaat komen.
Het grote nadeel van deze vorm van dienstplicht is dat je je kan afkopen. Dat is natuurlijk mooi voor diegene die opgeroepen wordt voor de dienstplicht en geen zin heeft om daadwerkelijk te dienen.
Tegen betaling kan iemand anders jouw plaats innemen. Dit systeem heet het ‘remplaçanten stelsel’. Het woord ‘remplaçant’ is Frans en betekent ‘vervanger’. Mannen die worden opgeroepen voor de dienstplicht en geld hebben, kopen zich bijna altijd uit.
Omdat vooral laagopgeleide mannen worden omgekocht om de plaats in te nemen, bestaat de Militie uit laagopgeleide mannen die weinig of geen motivatie hebben. Dit systeem werkt niet goed en de Nederlandse overheid wil graag deze wet schrappen met iets anders daarvoor in de plaats. Willem I had deze wet al in 1814 geprobeerd te schrappen, maar hij kreeg te veel tegenwerking om het door te kunnen drukken.
Fel maatschappelijk debat
Vele verschillende belangengroepen zijn erop tegen en er wordt hevig gediscussieerd. Christelijken, socialisten en mensen met geld, allemaal hebben ze geen zin om gedwongen te worden de militieplicht te vervullen. Het is dus niet makkelijk geweest om het remplaçanten stelsel af te schaffen.
Na veel getouwtrek wordt in 1898 – het jaar dat Wilhelmina Koningin wordt – het remplaçanten stelsel geschrapt. Het Nederlandse leger plukt hier de vruchten van. Na het afschaffen is de gemiddelde dienstplichtige iemand met een hogere opleiding en een betere mentaliteit, dan toen het remplaçanten stelsel er nog was.
Het afschaffen van de Schutterij en het oprichten van de Landweer wordt geregeld in de Landweerwet van 1901.
Het meest bekende schilderij in Nederland is misschien wel die van de Nachtwacht van Rembrandt. Daarop is te zien dat de Schutterij van Amsterdam zich klaarmaakt om de straat op te gaan. De Nachtwacht heet eigenlijk: ‘De compagnie van kapitein Frans Banning Cocq en luitenant Willem van Ruytenburgh maakt zich gereed om uit te marcheren’.
Reorganisatie
Aan het begin van de twintigste eeuw is de traditie van de schutterijen in Nederland al 500 jaar oud! Al sinds 14de eeuw zijn er schutterijen in Nederland. Hun taak is om eigen stad of dorp te beschermen in vredestijd (soort van politietaken). Tijdens oorlog zijn ze reservetroepen voor het leger.
Na 500 jaar werkt het systeem van de schutterijen niet meer zoals gewenst. Door de opschaling van de verdediging van stad naar land, zijn plaatselijke schutterijen bestuurlijk onbruikbaar geworden. Bij de modernisering wordt die structuurverandering ook gelijk ingevoerd.
Er is de afgelopen jaren naar verbeteringen gezocht rond de plaatselijke schutterijen, maar de beste oplossing is toch om de schutterij op te heffen en de toestroom aan (vrijwillige) reservetroepen te reorganiseren. De politie neemt de taken van de schutterijen over. Zo worden op 24 juni 1901 de schutterijen afgeschaft. Al duurt het tot 1907 totdat alle schutterijen echt zijn opgeheven.
Het weerbaarheidskorps uit Tiel
Een opmerkelijke situatie is er bijvoorbeeld in 1907 in Tiel. Daar moet het Weerbaarheidskorps tijdelijk de taken overnemen van de afgeschafte Schutterij in geval van brand. Een weerbaarheidsvereniging is een groep die ‘weerbaarheid’ nastreeft. ‘Weerbaar zijn’ betekent: ‘in staat zijn om tegenstand te bieden’ (van Dale). De gedachte dat we samen – als burgers – ons moeten kunnen verdedigingen als de tijd daar om roept. Zoals tijdens een oorlog. Deze verenigingen oefenen onder anderen in het schieten met een geweer. De traditie van de weerbaarheidsgedachte gaat een lange tijd terug in de Nederlandse geschiedenis.
Het nieuwe legeronderdeel dat moet zorgen voor een betere toestroom is de ‘Landweer’.
Landstorm op komst?
Rond de eeuwwisseling zijn er al gesprekken gaande bij het Legerbestuur om de Landstorm weer op te richten. In het blad de ‘Militaire Spectator’ wordt in oktober 1900 een artikel geschreven door de ‘1e luitenant der Veldartellerie A.W. den Beer Poortugael’, waarin de volgende alinea staat:
“Op het oogenblik wordt er door ons Legerbestuur ernstig over uniform verandering gedacht. Wanneer de Schutterij wordt afgeschaft, en een Landstorm in het leven wordt geroepen, zal deze door het Rijk moeten gekleed worden.”
A.W. DEN BEER POORTUGAEL
Publicaties over een mogelijke Landstorm
Ook in kranten worden sinds 1901 artikelen gepubliceerd over de mogelijke komst van een Landstormwet. Een terugkomend onderwerp is ‘dat de Landstorm een middel kan zijn om de Nederlandse bevolking weerbaar te maken‘.
Uit artikelen tussen 1910 en 1912 van het blad ‘Allen Weerbaar’ krijgt de lezer een uitgebreider beeld van wat de Landstorm kan beteken voor de weerbaarheid van de gewone burger. Zo wordt er naar andere landen gekeken die ook een soort Landstorm hebben, waaronder Zwitserland.
De ‘Militiewet’ bestaat al sinds 1815 en is al meerdere keren aangepast: in 1861, 1901 en nu in 1912. Elke keer worden bepalingen veranderd of bijgesteld. Bijvoorbeeld hoelang de verplichte oefeningen zullen duren, hoeveel dienstplichtigen nodig zijn in een bepaald jaar en hoe de organisatie er uit moet zien tijdens vrede en tijdens oorlog.
Spotprent nieuwe Militiewet
In een spotprent in de Telegraaf uit 1911 wordt het beeld geschetst dat het Nederlandse leger niet veel in zijn mars heeft in die tijd. Het Nederlandse leger wordt uitgebeeld door een in elkaar gezakte soldaat, die nieuwe krukken krijgt in de vorm van de nieuwe ‘Militiewet’.
In 1913 wordt de ‘Landstormwet’ ingevoerd. Deze wet zorgt ervoor dat de Landstorm (opnieuw) wordt opgericht.
Als de Landstormwet in 1913 wordt ingevoerd, is in Nederland de naam Landstorm nog niet vergeten na de Landstormbataljons van zo’n 100 jaar geleden. Deze keer moet de op te richten Landstorm een extra aanvullingsreserve vormen op de andere reserveonderdelen van het leger: de Militie en de Landweer. Deelname is bij de Landstorm niet vrijwillig – net zoals in 1813 – en je wordt opgeroepen om je te melden in geval van oorlog (lees: mobilisatie van het leger).
Nog altijd geklaag over het remplaçanten stelsel.
Het is ondertussen 15 jaar geleden dat het remplaçanten stelsel is afgeschaft, maar in 1913 wordt er altijd nog geklaagd over het afschaffen hiervan. Nu de Landstormwet er is, zullen mensen verplicht worden tot daadwerkelijke deelname. Mensen die zich vroeger hebben kunnen afkopen.
Landstormplichtigen
Mannen die verplicht worden bij de Landstorm te gaan, worden ‘Landstormplichtigen’ genoemd. In de wet is een onderscheid gemaakt tussen de ‘gediende Landstorm’ en de ‘ongediende Landstorm’:
Wanneer komt de Landstorm in actie?
De Landstorm zal (niet automatisch) worden opgeroepen als het Nederlandse leger mobiliseert. Een leger mobiliseert bijvoorbeeld als het land denkt aangevallen te worden. Bij de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog mobiliseert Nederland zijn leger. Al worden wij niet aangevallen, wij zijn neutraal en zullen onze landsgrenzen verdedigen. Mannen die uitgeloot zijn voor de Landstorm krijgen een kleine maand later bericht om zich te melden.
In de Landstormwet van 1913 is het zo geregeld dat als de Landstorm eenmaal wordt opgeroepen, mensen zich ook vrijwillig kunnen aanmelden bij de Landstorm.
„Personen, die niet behooren tot de militie, de landweer of den landstorm, noch wegens uit anderen hoofde op hen rustende verplichting reeds tot dienst bij de zee- of de landmacht kunnen worden geroepen, kunnen naar door Ons te stellen regelen in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden worden toegelaten tot eene vrijwillige verbintenis bij den landstorm.”
LANDSTORMWET, ART. 8, LID 3
In het Landstormbesluit – dat een verdere uitwerking is van de Landstormwet – wordt in artikel 53 gesteld, dat eerst nadat de Koningin toestemming heeft gegeven tot het oproepen van de Landstormplichtigen, ook ‘personen die niet behooren tot de militie … kunnen worden toegelaten tot eene vrijwillige verbintenis bij den landstorm.‘
Landstorm wordt niet meteen opgeroepen
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog mobiliseert het Nederlandse leger zich, maar de Landstormplichtigen worden niet meteen op dezelfde dag opgeroepen. In de ‘Haagsche Courant’ van maandag 17 augustus 1914 wordt gemeld dat de dag erna officieren en onderofficieren van de Landstorm zich moeten gaan melden.
Aanmelden kan nog niet
Officieel kan men zich nog niet als vrijwilliger melden bij de Landstorm. Toch doen mensen dit en beginnen ze zich te melden nadat op 31 juli 1914 bekend wordt dat het leger zich gaat mobiliseren. Een voorbeeld van een korps dat zich vroegtijdig vrijwillig meldt, is het Korps Koninklijke Scherpschutters Rotterdam. Lees meer
Vrijwillige verbintenis wordt mogelijk
Dit geeft het beeld aan bestuurders dat er veel animo is om een ‘vrijwillige verbintenis bij de Landstorm’ aan te gaan. Daarom wordt er op 4 augustus 1914 een Koninklijk besluit (no. 49) in het leven geroepen, waarbij wordt bepaald dat in afwijking van art. 53 van het Landstormbesluit, mensen op grond van art. 8 (3e lid) van de Landstormwet tot een vrijwillige verbintenis bij den landstorm kunnen worden toegelaten.
Op 6 augustus 1914 wordt in de kranten van Nederland een schrijven van de Minister van Oorlog, generaal-majoor Nicolaas Bosboom gepubliceerd. De avond hiervoor is het schrijven gepubliceerd in de ‘Staatscourant’. In zijn schrijven spreekt hij zijn waardering uit over de mensen die zich vrijwillig aanmelden en legt hij uit wat de regels zijn voor de vrijwilligers bij de landstorm.
De eerste 10 regels van de 24 luiden:
De Vrijwillige Landstorm is hierbij opgericht.
Nu Koning Wilhelmina besloten heeft om de bepaling in de Landstormwet in werking te zetten en een vrijwillige verbintenis bij de Landstorm mogelijk te maken, zullen er vrijwilligers gezocht moeten worden.
Na het openstellen van de landstorm voor vrijwilligers, formuleert de Minister van Oorlog eerst regels voor hen die een vrijwillige verbintenis willen aangaan bij de landstorm. Deze regels worden op 6 augutus gepubliceerd in de kranten van Nederland.
Vanaf nu beginnen verschillende personen en organisties oproepen te doen onder de burgers van Nederland om lid te worden van de zojuist opgerichte Vrijwillige Landstorm.
Een deel van de krantenberichten zijn algemene oproepen om zich te melden. Andere berichten – of posters – hebben een meer gerichte boodschap.
Eén van de vijf
De ‘Scherpschuttersvereniging Oranje Nassau’ in Den Haag doet al op 5 augustus 1914 een oproep in het ‘Dagblad van Zuid-Holland’ om zich aan te melden bij hun vereniging. Om de militaire basisbeginselen te leren, maar vooral om te oefenen in het schieten met een geweer. Het wordt extra op prijs gesteld, zou men zich aanmelden voor een nieuw op te richten Wielrijdersafdeling van de Landstorm. Het is een advertentie die wordt gepubliceerd, nog voordat de regels van de Minister van Oorlog worden bekend gemaakt.
Vereniging Oranje-Nassau is één van de vijf verenigingen die zich meteen als geheel aansluit bij de Vrijwillige Landstorm als deze op 4 augustus wordt opgericht.
Posters
In Harderwijk wordt vanaf 15 augustus 1914 de oproep gedaan aan ‘Weerbare Mannen’ dat nu de tijd is om zich te melden, nu er nog tijd is om te oefenen. Om de mannen over de streep te halen, wordt het voorbeeld gegeven van de plaatst Nunspeet, die hemelsbreed nog geen 11km. verderop ligt. Daar hebben al 25 mannen zich aangemeld om een Wielrijdersafdeling te vormen voor de Vrijwillige Landstorm.
In het begin zijn de meeste oproepen in kranten algemene oproepen, gedaan door verschillende lagen van de overheid. Of het zijn wat meer gerichte oproepen door schietverenigingen en weerbaarheidsverenigingen.
Tijdens de eerste paar dagen zijn het overwegend leden van schiet- en weerbaarheidsverenigingen die zich vrijwillig bij de Landstorm aanmelden.
Geschiedenis weerbaarheid in Nederland
De weerbaarheidsgedachte in Nederland gaat een lange tijd terug. Het begin is te vinden bij de Schuttersgilden (ca. 1400 n.Chr.) die ontstonden op verzoek van de overheid. Het woord ‘Schutten’ van ‘Schuttersgilde’ moeten we vertalen met het woord beschutten(beschermen) en niet schieten. De Schutterij en Schuttersgilde zijn bijna hetzelfde, maar niet helemaal.
De Schuttersgilden worden in de 18e eeuw vervangen door ‘Excercitiegenootschappen’. Deze hebben als doel om de burgerij die hierin behoefte heeft, te oefenen in het schieten.
Door de geschiedenis heen hebben deze gilden en genootschappen in tijden van oorlog meegevochten naast het staande leger. Zo ook jagersgenootschappen en gewone vrijwilligers.
Vrijwillige weerbaarheid wordt bekostigd
Vanaf 1866 ontstaan er meer en meer schiet- en weerbaarheidsverenigingen in Nederland. Deels zijn het schutterijen die zich voortaan als weerbaarheidsvereniging kenbaar maken. Vanaf 12 november 1867 komen er bij Koninklijk Besluit voordelen voor deze verenigingen. Geweren en patronen worden voortaan door het Rijk verstrekt (betaald). Hun uniformen worden erkend en ze krijgen het recht de onderscheidingstekens van het leger te dragen. Wel wordt er door het Rijk werwacht dat deze verenigingen in tijden van nood/oorlog zullen gaan meehelpen.
Schiet en weerbaarheidsverenigingen die zich meteen melden
Als begin augustus 1914 in de kranten wordt opgeroepen om een vrijwillige verbintenis bij de landstorm aan te gaan, meldt zich maar 2% van de leden van deze schiet- en weerbaarheidsverenigingen. Het zijn maar 5 organisaties die zich meteen aanmelden bij de Vrijwillige Landstorm, namelijk:
Na de eerste golf oproepen om zich te melden, beginnen teleurgestelde geluiden te komen over het aantal aanmeldingen. Zo doet een aantal krantenartikelen ons dat geloven. In Belgie hebben zich al ongeveer 40.000 vrijwilligers gemeldt, schrijft de ‘Middelburgsche Courant’ op 11 augustus 1914.
Ver-van-mijn-bed-show
In andere landen zijn bij elkaar opgeteld miljoenen vrijwilligers op de been. Waarom niet in Nederland? De tijd is er nu naar om te kunnen oefenen voordat de oorlog hierheen komt. Die kans hebben de vele andere miljoenen vrijwilligers in Europa niet gehad. In die landen heerst nu oorlog. Het lijkt dat er bij de Nederlanders nog niet genoeg noodzaak bestaat. De oorlog is nog een ver-van-hun-bed-show.
Zij die zich dus tot nu toe hebben aangemeld zijn veelal lid van een weerbaarheidsvereniging, een schietvereniging, of een studentenkorps. Ook onder studentenkorpsen zijn er weerbaarheidsverenigingen.
Nog geen half procent!
Het Dagblad van het Noorden publiceert op donderdag 18 februari 1915 een uitgebreid artikel op haar voorpagina met de titel: ‘Nog geen half percent’. Deze titel slaat op het aantal aanmeldingen bij de Vrijwillige Landstorm tot dan toe: ca. 3.000 stuks. Terwijl er ongeveer 600.000 mannen en jongens zijn die bij de Vrijwillige Landstorm zouden kunnen gaan volgens de overheid.
Als reactie op dit krantenartikel ontvangt het Nieuwsblad van het Noorden een ingezonden brieven van een lezer die zijn verbazing uitspreek over de stad Groningen. Hij is daar lid van de Weerbaarheidsvereniging. Deze vereniging heeft wel 1.000 leden weet de schrijver te melden. Terwijl in de Vrijwillige Landstorm afdeling Groningen geen enkel lid van de Weerbaarheidsvereniging zich heeft aangesloten.
Er worden inloopavonden georganiseerd om vrijwilligers voor de Vrijwillige Landstorm te werven. Deze avonden worden door heel Nederland georganiseerd. Zowel in de grote steden als ook in de kleinere dorpen op het platteland.
Door militairen
Zo wordt bijvoorbeeld in Limburg door onder anderen de beroepsmilitair ‘1e Luitenant Boots’ energie gestoken in het organiseren van bijeenkomsten. In december 1914 verzoekt hij het Limburgsch Dagblad nogmaals zijn oproep tot vrijwillige deelname te publiceren, waar ook gehoor aan wordt gegeven. Ook treedt hij op als spreeker om de geïnteresseerden te voorzien van informatie. Lees hier meer over de oprichting van het Landstormkorps ,,Limburgsche Jagers”.
Door burgemeesters
Voor de bijeenkomst van de dorpen Benthuizen en Moercapelle in Zuid-Holland schrijft de burgemeester van de beide dorpen – dhr. A. Verheul – een brochure. Deze avond vindt plaats op 13 maart 1915.
In de ‘Rijnlandsche courant’ van 8 mei 1915 wordt hierover geschreven:
“De schrijver wekt in deze brochure op tot vrijwillige dienstneming bij de landstorm. In de steden vindt men nog wel landstorm-afdelingen, doch op ’t platteland zoekt men ze tevergeefs. Onbekendheid met de desbetreffende voorschriften en misschien ook wel afkeurenswaardige onverschilligheid zijn, volgens de schrijver, wellicht de oorzaken van dit tekort. Daarom geeft de auteur eenige inlichtingen aangaande deze zaak en spoort hij aan tot daadwerkelijke betoning van vaderlandsliefde, daarin o.a. uitkomende, dat men medehelpt aan de oprichting van vrijwillige-landstormafdelingen”
Na krantenberichten, posters en lokaal georganiseerde inloopavonden wordt een begin gemaakt aan een meer landelijke campagne. Dit wordt gedaan door propaganda (reclame) om mensen op te roepen Vrijwilliger te worden bij de Landstorm.
Vereeniging Volksweerbaarheid
Zo wordt er rond februari 1915 door de Vereeniging Volksweerbaarheid de opdracht gegeven aan dhr. Pol Dom uit Laren een poster te maken. Deze poster lijkt een verre voorloper te zijn van de geschikt/ongeschikt campagnes van Defensie.
Er wordt met een serieuze kreet opgeroepen om zich te melden. De poster roept mannen van Nederland op om een Vrijwillige verbintenis bij de Landstorm aan te gaan ten tijde van de oorlog.
De posters worden verspreid door Nederland tezamen met een folderboekje en een brief ondertekend door de directeur van de Vereeniging Volksweerbaarheid.
Er wordt zelfs een briefkaart uitgegeven van de gemaakte poster. Wie de uitgever van deze briefkaart is, vertelt de achterkant ons helaas niet.
Nederlandse Vereniging Ons Leger
Waar de ‘Vereeniging Volksweerbaarheid’ zich inzet voor een weerbare maatschappij, zet de ‘Nederlandse Vereniging Ons Leger’ zich in voor een sterk Nederlands leger.
Niet zozeer propaganda, geeft de Nederlandse Vereniging Ons Leger wel aandacht aan het onderwerp van de Vrijwillige Landstorm. Omstreeks 1916/1917 geeft Ons Leger een reeks postkaarten uit. Postkaart nummer 1 uit de reeks is er die van de Vrijwillige Landstorm.
In de eerste maanden van het bestaan van de Vrijwillige Landstorm is er weinig organisatie en hulpmiddelen te bekennen. De aandacht van de legerorganisatie gaat volledig uit naar het gemobiliseerde leger dat van alles nodig heeft.
De nieuw opgerichte plaatselijke afdelingen van de Vrijwillige Landstorm moet het doen met het weinig dat voor handen is, aangevuld met eigen middelen. Zo komt het veelvuldig voor dat vrijwilligers in burgerkleding meedoen aan de oefeningen. Hierbij is de oranje armband van groot belang, zodat deze vrijwilligers niet worden aangezien als ‘franc tireurs’ (burgerstrijders die niet erkend zijn door het leger).
Zo zijn wapens en munitie niet voor handen en deze aanvragen bij de legerleiding heeft weinig resultaat. Zo zijn er ook geen dienstvoorschriften of andere regelementen. Bevorderingen onder de lagere rangen wordt nog eens gedaan door personen die volgens militaire richtlijnen hiertoe niet geschikt zijn. Zelfs Vrijwillige Landstorm afdelingen die uit dezelfde stad komen, functioneren veelal volledig onafhankelijk van elkaar.
Hier moet verandering in komen.
De eerste stap die genomen wordt, is het benoemen van een eindverantwoordelijk voor de Vrijwillige Landstorm. Iemand die zich fulltime kan bezighouden met de organisatie en ontwikkeling van de Vrijwillige Landstorm.
Luitenant-Generaal Neetseson
Zo wordt op 22 februari 1915 – bij Koninklijk Besluit – de luitenant-generaal tit. H. Ch. A. Neeteson benoemd tot de ‘Inspecteur der Landstorm’. Later zal deze titel aangepast worden in die van ‘Inspecteur der Vrijwillige Landstorm’
Eerste belangrijke feiten
Onder zijn leiding wordt er – stap voor stap – orde op zaken gesteld.
In totaal zal er zeven keer een Inspecteur der Vrijwillige Landstorm worden benoemd. Lees hier meer over de verschillende Inspecteurs.
Om de vrijwilligers beter te kunnen laten oefenen en de noodzakelijke militaire tucht en structuur bij te brengen, wordt er een ‘kaderopleiding’ opgericht: de Kaderlandstorm. Hierbij melden zich onder andere studenten en scholieren.
Het ‘kader’ bij een legereenheid bestaat uit de officieren en onderofficieren. Zij zorgen voor de organisatie; dat alles loopt zoals het moet lopen.
Kruisbestuiving tussen beroepsleger en Vrijwillige Landstorm
De Kaderlandstorm wordt ook gebruikt door beroepsofficieren die praktische ervaring moeten opdoen. Zo ontstaat er langzamerhand kruisbestuiving tussen de vrijwilligers en de beroepsmensen. Er is sowieso vanaf het begin van de Vrijwillige Landstorm een soort van kruisbestuiving te zien. De commandant van een Korps, Compagnie of Sectie (afdeling) komt nog wel eens vanuit het leger. Zo zijn er Reserve-officieren, militie-officieren of beroepsofficieren die op de functie van commandant wordt geplaatst.
Nu de Vrijwillige Landstorm – door de inzet van de Inspecteur der Vrijwillige Landstorm – beter is georganiseerd (zie: Het ontstaan van Landstormkorpsen) en de vrijwilligers – door de komst van de ‘kaderlandstorm’ – beter zijn geoefend, wordt de organisatie ook serieuzer.
Rond de zomer van 1916 zijn er zes kaderlandstormafdelingen waar het kader kan oefenen: Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Leiden, Groningen en Delft. Er zullen spoedig meer volgen.
Meer en betere oefeningen
Zo worden er meerdaagse – zelfs tot drie weken lang – oefeningen gehouden door meerdere onderdelen van de Vrijwillige Landstorm. Deze oefeningen vinden veelal in een andere provincie plaats dan waar de afdeling vandaan komt.
De Kaderlandstorm is verplicht elk jaar deel te nemen aan een zesdaagse oefening in de Paasvakantie, aan zomeroefeningen gedurende drie weken in de zomervakantie en aan een vierdaagse oefening in de Kerstvakantie.
Vooral de grootste oefeningen in één van de legerplaatsen wordt nog eens bezocht door de hogere legerleiding. Deze ‘kampementoefeningen’ zijn verplicht voor de kaderlandstorm.
Om de organisatie van de Vrijwillige Landstorm overzichtelijk en handzaam te krijgen, moet er verandering komen in de opbouw van afdelingen en compagnieën. De ene afdeling bestaat uit enkele mannen en ergens anders zijn er meerdere afdelingen per stad, maar functioneren volledig los van elkaar.
Lokale namen
Bij het vormen van een Landstormkorps wordt – op aanraden vanuit de legerorganisatie – aangedrongen om een naam te kiezen die lokaal een betekenis heeft en die tot saamhorigheid kan leiden binnen desbetreffend gebied.
Zo ontstaat als eerste Landstormkorps die van de ‘Limburgsche Jagers‘ met zes compagnieën. De naam verwijst naar het ‘Bondscontigent der Limburgsche Jagers‘ (1842-1866); een bekende naam in de provincie. Op dezelfde manier ontstaan in 1915 en 1916 de volgende Landstormkorpsen:
Opgericht op 8 Juni 1915
Opgericht op 9 Juli 1915
Opgericht op 11 September 1915
Opgericht op 14 September 1915
Opgericht op 29 Februari 1916
Opgericht op 3 Juni 1916
Geen gegevens beschikbaar; wordt vervolgd.
Opgericht op 21 October 1916
Geen gegevens beschikbaar; wordt vervolgd.
Niet elke sectie en compagnie is vanaf het begin een onderdeel van een bepaald geografisch gebied. In provincies waar geen Landstormkorpsen worden opgericht, blijft de situatie onveranderd. De losse afdelingen hebben weinig contact met elkaar. De overige provincies zullen snel genoeg ook hun eigen Landstormkorps krijgen. Dit gebeurt op z’n laatst in 1919.
Een jaar na de oprichting van de Vrijwillige Landstorm wordt het eerste Koninklijk Erkende Vaandel overhandigd aan een Landstormkorps van de Vrijwillige Landstorm. Deze wordt door de Inspecteur der Vrijwillige Landstorm – generaal Neeteson – overhandigd aan de Korpscommandant van het Landstormkorps Limburgsche Jagers – kolonel Tielens.
Burgerinitiatief
Het is de directeur van het plaatselijke Post- en Telegraafkantoor – de heer Stockx – die het initiatief neemt om een vaandel aan te bieden aan het Landstormkorps Limburgsche Jagers. Hij richt hiervoor een Vaandelcommissie op, die geld inzamelt in en om Valkenburg. Hiermee kunnen de kosten betaald worden van een ‘Koninklijk’ vaandel. Zijn hoofdreden om een vaandel aan te willen bieden is om de verbondenheid en saamhorigheid van de Limburgse Landstormers te vergroten. Nu de verschillende compagnieën tezamen één korps vormen, moet dit ook uitgedragen worden naar de buitenwereld: Limburg is Nederland!
Koninklijk Besluit Vaandel Limburgsche Jagers
Na meerdere maanden ‘lobbyen’ vanuit de provincie richting de Minister van Oorlog wordt op 3 augustus 1915 het Koninklijke Besluit genomen dat ‘het vaandel van het Landstormkorps Limburgsche Jagers dezelfde eerbewijzen zullen worden gegeven als die, welke ten opzichte van de vaandels en standaarden van het Leger zijn voorgeschreven.’
Vaandel uitreiking
Op 15 september 1915 is het dan zover. De weide rond Kasteel ‘Oost‘ in Valkenburg is gevuld met vele hoogwaardigheidsbekleders, de 1.500 vrijwilligers van het Landstormkorps Limburgsche Jagers, een door de legerleiding beschikbaar gesteld regimentsmuziekkorps én de Inspecteur van de Vrijwillige Landstorm, luitenant-generaal Neeteson.
Nog 4 andere korpsen krijgen een vaandel
Naar voorbeeld van deze uitreiking volgen er nog 4 andere Landstormkorpsen wiens vaandel Koninklijk erkend worden tijdens de oorlogsjaren van de Eerste Wereldoorlog.
Later – in 1932 – zullen de overige Landstormkorpsen een Koninklijk Erkend vaandel ontvangen.
Huidige locaties vaandels Vrijwillige Landstorm
De Koninklijk Erkende vaandels van de Vrijwillige Landstormkorpsen liggen tegenwoordig in het Nationaal Militair Museum, met uitzondering van het vaandel van het Landstormkorps Limburgsche Jagers (Historische Collectie Regiment Limburgse Jagers te Oirschot) en het vaandel van het Landstormkorps Veluwezoom (Historische Collectie Korps Nationale Reserve te Harskamp).
Als de Landstormwet in 1913 wordt ingevoerd, is de verplichte Landstorm bedoeld als organisatie die de aankomende jaren stapje voor stapje moet gaan groeien. In 1914 kent de Landstorm nog maar één jaargang.
Behoefte aan meer Landstorm
Door de komst van de Eerste Wereldoorlog is het Nederlands leger tot de conclusie gekomen dat de Landstorm sneller moet groeien. Er moeten meer lichtingen opgeroepen kunnen worden. Mensen die geoefend willen worden, moeten meteen aan de slag kunnen. Er worden tijdens de Eerste Wereldoorlog drie uitbreidingen op de Landstormwet gedaan: tweemaal in 1915 en éénmaal in 1916.
Vrijwillige Landstorm is volwaardig
De uitbreiding op de Landstormwet in 1915 en 1916 gaan zowel over de ‘Landstormplichtigen’ alsook de ‘Vrijwillige Landstorm’. Hiermee is een verschuiving aan het ontstaan in de wetten. De Vrijwillige Landstorm is een onderdeel van het geheel.
De belangrijkste wijziging voor de Vrijwillige Landstorm komt met de uitbreiding van 11 juni 1915:
Mannen bij de ongediende Landstorm (dus taken zoals kok, verpleegkundige of chauffeur) mogen zich voortaan aanmelden bij de Vrijwillige Landstorm om zo geoefend te kunnen worden en daarna bij de gediende Landstorm mee te mogen strijden.
Verkapt oefeninstituut?
De Vrijwillige Landstorm wordt vanaf nu deels gebruikt om mensen te trainen en gereed te maken voor de gewapende strijd.
Op 11 september 1915 wordt de Landstorm Marsch uitgebracht. Deze Marsch is geschreven door Maximiliaan Carré. Hij is de broer van Albert Carré, de eigenaar van Circus Carré, wie ook lid is van de Vrijwillige Landstorm. Albert zal een aantal jaren later aan het Landstormkorps ‘Stelling van Amsterdam’ paarden beschikbaar stellen. Ook geeft hij gratis paardrijlessen aan leden van de Vrijwillige Landstorm.
Uit 1915 en niet 1914
De Marsch door Maximiliaan Carré wordt ten bate van het ‘Koninklijk Nationaal Steuncomité 1914’ als bladmuziek voor fl.0,50 verkocht. Al staat het jaartal 1914 op het voorblad, deze verwijst naar de naam van het Koninklijk Steuncomité. Luitenant-generaal Neeteson wordt pas in februari 1915 Inspecteur van de Vrijwillige Landstorm, George van Bijlevelt wordt pas in augustus 1915 2e Luitenant en op 10 september 1915 publiceert ‘Het Nieuws van de Dag’ het volgende artikel:
In 2015 speelt de Fanfare Korps Nationale Reserve in Doesburg de Landstorm Marsch.
Meerdere marsen voor de Landstorm
Het is trouwens niet de enige marsmuziek die geschreven wordt voor de Vrijwillige Landstorm. M.J.H. Kessels schrijf de marsh ‘Onz Landstorm Jagers‘ voor de Vrijwillige Landstorm in Limburg: de Limburgsche Jagers.
Dorrenboom en Diepenbroek
Door dhr. Dorrenboom is er ook een ‘Vrijwillige Landstorm-marsch’ gecomponeerd, welke al eind 1914 ten gehore wordt gebracht. In 1916 wordt door dhr. Diepenbroek ook een Landstormmarsch gecomponeerd.