Het boegbeeld van de Vrijwillige Landstorm is de voorzitter van de Nationale Landstorm Commissie, de luitenant-generaal titulair L.F. Duymaer van Twist. Echter is het de secretaris van de Nationale Landstorm Commissie die de drijvende kracht is achter de Vrijwillige Landstorm is.
Hij staat vaak op een foto aan de zijkant, of achterin. Een stille kracht, een harde werker: de Reserve-Kapitein der Artillerie Gerardus (Gerard) Frederik Boulogne.
Gerard Boulogne ziet in 1895, als de helft van een tweeling, in Gorinchem het levenslicht. Zijn vader is smid, die samen met zijn echtgenote dertien kinderen krijgt. Gerard heeft zijn vader nauwelijks gekend, want deze overlijdt als hij pas drie jaar oud is.
Geheel in lijn met de emancipatiegolf van “de kleine luyden” van Abraham Kuyper zoekt de gereformeerde Gerard emplooi in “werken met het hoofd”, in plaats van “werken met de handen” zoals zijn vader. Na het behalen van zijn MULO-diploma volgt hij daarom een opleiding tot onderwijzer.
Aan het einde van 1913 krijgt Gerard een aanstelling tot leerkracht bij een lagere school. Dat wordt echter geen onverdeeld succes. Anderen uit zijn familie maken beter gebruik van hun onderwijsakten, zelfs tot in het toenmalige Nederlandsch-Indië toe.
Begin 1914 meldt hij zich aan als vrijwilliger bij het Nederlandse leger en wordt hij bij de keuring voor militaire dienstplicht als aspirant vaandrig bij de artillerie ingedeeld. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog treedt hij in actieve dienst bij het 3e Regiment Vestingartillerie.
Militaire archieven, noch een persoonlijk dagboek, uit die tijd geven duidelijkheid over de taken die Gerard tijdens zijn diensttijd uitvoert, of waar hij gelegerd is. Naast het bivakkeren op de heide oefent hij ongetwijfeld met zijn manschappen in het bedienen van het geschut van het Artillerie Schietkamp bij ’t Harde in de gemeente Oldebroek.
Vestingartillerie militairen worden gewoonlijk gestationeerd bij een vesting en bij de vesting is ook het geschut aanwezig. De “Nieuwe Gorinchemsche Courant” houdt tijdens de oorlog benoemingen van lokaal gelegerde militairen bij. Deze krant meldt op 9 december 1915 dat Gerard op 3 december is benoemd tot Reserve-Tweede Luitenant van het 3e Regiment Vestingartillerie. Wellicht oefent hij in die periode bij Gorinchem met zijn manschappen met onderstaande kanonnen.
De geschiedenis van Vestingstad Gorinchem is via hun website[1] prachtig beschreven.
Lolke Rang (1893-1963) met een vrijwel identieke achtergrond, opleiding en militaire loopbaan als Gerard beschrijft in zijn persoonlijk essay “mobilisatieherinneringen”[2] wel waar hij gediend heeft en welke rol hij toen vervulde.
Bij groot verlof na het einde van de Eerste Wereldoorlog wordt Gerard in 1919 benoemd tot Reserve-Eerste Luitenant.
Gerard Boulogne en Meinoud Rost van Tonningen dienen merkwaardig genoeg in deze periode bij hetzelfde regiment en al hun benoemingen vinden steeds op dezelfde dag plaats. De laatste maakt echter vervolgens andere keuzes dan Gerard.
In 1920 is Gerard propagandist voor de Bijzonder Vrijwillige Landstorm (B.V.L.) van het ‘Landstormverband Dordrecht’. In 1921 volgt zijn benoeming tot secretaris van de Nationale Landstorm Commissie, als opvolger van Pieter van Rees, die burgemeester wordt.
Gerard komt waarschijnlijk voor deze functie in aanmerking, omdat hij als succesvol propagandist diverse malen de krant weet te halen, waaronder “De Standaard”, het blad van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). Hendrik Colijn, hoofdredacteur van dit blad, is tevens erevoorzitter van de Nationale Landstorm Commissie (NLC).
Voorzitter van de NLC, Lodewijk Duymaer van Twist, schetst bij de sollicitatie van Gerard het volgende doel voor een toekomstige secretaris: “wij hebben nu 40.000 leden en willen groeien naar 100.000 leden. Wat doet u als dat niet lukt, gaat u dan weg is daarbij zijn vraag?” Waarop de 26-jarige Gerard de 55-jarige voorzitter antwoordt: “daar ben ik zelf bij” en zodoende volgt zijn benoeming tot secretaris. Hij bestiert vervolgens, als fulltime kracht, samen met de voorzitter, de B.V.L. tot in en na de Tweede Wereldoorlog[3].
Gerard trouwt in 1922 met Trijntje Landaal (1902-1957). Zij groeit op in Elburg en Gerard bezoekt haar familie regelmatig vanuit het nabijgelegen Oldebroek, als hij daar moet oefenen. Na zijn huwelijk verhuist hij met haar naar Den Haag en Voorburg, alwaar zij samen vier zonen en twee dochters krijgen.
In zijn periode als secretaris woont Gerard op vele plaatsen in het land, met lokale- en nationale autoriteiten, propagandabijeenkomsten bij om leden te werven. Hij treedt daarbij vaak op als vervanger voor Duymaer van Twist. Over de activiteiten waarbij hij aanwezig is, verschijnen honderden artikelen in landelijke- en regionale kranten. Dit in navolging van Pieter van Rees, die hiervoor eerder vele contacten legde. Dergelijke propaganda is belangrijk, want het werven van leden verloopt niet overal eenvoudig.
In 1922 is Gerard samen met Duymaer van Twist en administrateur van de NLC, Gerard van Sitteren, betrokken bij de oprichting van het gewestelijk Landstormblad voor Limburg en Noord-Brabant en hij schrijft diverse artikelen in dit maandblad.
[AFBEELDING VAN HET LANDSTORMBLAD]
Op de voorpagina van dat blad verschijnt in 1922 een artikel van Gerard met daarnaast een waarschuwend artikel van hoofdredacteur jhr. J. Graafland (secretaris v.h. Landstormkorps Limburgsche Jagers) over het opkomend Italiaans fascisme[4]. In 1923 schrijft Gerard zelf een artikel over dat onderwerp in een ander gewestelijk maandblad[5], een onderwerp waar hij nog vaker op terug komt.
In 1923 trekt het dagblad “De Nederlander”, in geval van oorlog de loyaliteit van de B.V.L. ten opzichte van een algemene dienstplicht in twijfel. Gerard aarzelt niet en dient het dagblad tweemaal van repliek met een ingezonden stuk[6].
Gerard richt in 1924 het nationale Landstormblad op en wordt hoofdredacteur van dit blad, een taak die hij tot in 1940 vervult. Het Landstormblad vervangt de gewestelijke Landstormbladen, het verschijnt maandelijks en telt tienduizenden abonnees.
Het NLC secretariaat is gehuisvest in het zelfde gebouw als het bureau van de ‘Inspecteur van de Vrijwillige Landstorm’. Dit bureau houdt zich bezig met korpsvorming, oefening en mobilisatie.
Vanaf 1925 tot 1937 stelt Gerard een geactualiseerde handleiding voor de B.V.L. met onderwerpen als: opkomst, werving, en schietoefeningen. Dit in vervolg op het boek van W.J.M. Linden uit 1922 met als titel: “Vrijwillige Landstorm”.
Het boekje is bestemd voor Gewestelijke Landstorm Commissies van de B.V.L. en diverse militaire autoriteiten. Met de diverse herdrukken groeit de omvang in 1937 naar 170 pagina’s. Om de kosten voor dit drukwerk en van andere B.V.L. uitgaven te beperken, richt Gerard samen met administrateur G. van Sitteren en L. van Pelt, secretaris Landstormcorps Zuid-Holland West[7] een uitgeversmaatschappij voor de B.V.L. op: “Steun Wettig Gezag (SWG)”.
Gerard is in 1926 lid van het filmcomité dat verantwoordelijk is voor de samenstelling van de “Landstormfilm”. Deze stomme film toont de belangrijkste gebeurtenissen uit het leven van “den Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm” en wordt in de volgende jaren vele malen vertoont[8], waarbij Gerard op lokale bijeenkomsten vaak uitleg geeft.
Op regionale landdagen houdt de B.V.L. meestal schietwedstrijden om vrijwilligers hun vaardigheid te laten tonen. Aanhangers van S.D.A.P./N.V.V. horen dat bij de landdag in Beetsterzwaag motorafdelingen en zelfs vliegtuigen ingezet worden. Zij besloten daarom met tienduizenden hiertegen te demonstreren.[9] Het socialistisch dagblad “Het Volk” noemt het plan van de B.V.L. : “militaristische propaganda”[10].
Colijn en Duymaer van Twist maken op de landdag van Beetsterzwaag in 1926 een plan tegen ‘de rode intimidatie’ en Duymaer roept Boulogne bij zich met de vraag of een nationale landdag zoals in Beetsterzwaag te organiseren is. Het antwoord is “Ja, maar daar heb ik wel een jaar voorbereiding voor nodig”[11]
Tijdens de voorbereidingen voor de Nationale Landdag is Gerard secretaris van het dagelijks bestuur en neemt zitting in drie van de zes overige commissies, waaronder die van publiciteit. De bijeenkomst van september 1928 is met ruim 20.000 deelnemers, vanuit het hele land een groot succes[12]. Gerard, dan 33 jaar, wordt kort daarna koninklijk onderscheiden: ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
In 1931 houdt Gerard voor 1000 gewestelijke- en plaatselijke commissieleden een voordracht over “het plaatselijk leiderschap van de B.V.L.”[13]. Namens de regering is Minister van Justitie mr. dr. J. Donner aanwezig, die de minister van Defensie vervangt. In aansluiting hierop schrijft hij in 1932 een (SWG) boekje met als titel: De werkzaamheden van de Plaatselijke en Gewestelijke Landstorm Commissiën”.
Gerard schrijft eind 1931 in een ingezonden brief aan dagblad “Het Vaderland”[14] het volgende : “Aan de opdringerige liefde van de Nederlandsche fascistengroepen heeft de Bijzondere Vrijwillige Landstorm steeds met kracht weerstand geboden, aangezien de Landstorm beweging het nu eenmaal fataal zou vinden, indien de politieke strijdwijze van Hitler met z’n nazi’s en die van de ‘Oostenrijksche Heimwehren’ in ons land navolging zou gaan vinden”. Dit naar aanleiding van een advertentie van de “Facistenbond De Bezem” in dat dagblad[15] om leden van de B.V.L. te werven. De waarschuwing voor het fascisme herhaalt hij op BVL bijeenkomsten in 1933[16].
In de periode voor de Tweede Wereldoorlog verschijnen Duymaer van Twist en Boulogne een aantal keren voor de radio om het belang van de B.V.L. toe te lichten[17].
In 1932 volgt zijn benoeming tot Reserve-Kapitein bij de afdeling veldartillerie.
NSB leden van de Eerste Kamer beschuldigen in 1937 de B.V.L. ervan, net als eerder, een partijleger te zijn gericht tegen communisten, maar daarvan mogen zij (sinds Juni 1933[18]) geen deel uitmaken. Dit als onderdeel van de begrotingsbehandeling van Binnenlandse Zaken voor 1937[19].
Dr. J. Gijsenbergh concludeert dat de B.V.L. met haar verbod van de N.S.B. van juni 1933 vooruit loopt op de besluitvorming van minister-president H. Colijn (en erevoorzitter van de B.V.L.). Colijn aarzelt tot eind 1933 om de N.S.B. te verbieden[20].
Het Landstormblad van maart 1937 geeft met de volgende zin duidelijkheid over haar positie t.o.v. het wettig gezag[21] :
“Het Wettig gezag in ons land is voor de B.V.L. Hare Majesteit de Koningin en voorts behoren daartoe allen, die door haar overeenkomstig Grondwet en wet – natuurlijk zonder terreur, geweld, intimidatie of dwang – voor de uitoefening van gezag in haar naam zijn benoemd”.
Meinoud Rost Van Tonningen, wie tegelijkertijd met Gerard in 1919 bij het 3e Regiment Veldartillerie zit, is opmerkelijk genoeg in deze periode eveneens betrokken bij een politieke beweging: de N.S.B..
Partijleider Anton Mussert benoemt hem in 1936 tot de hoofdredacteur van het “Nationale Dagblad” van de N.S.B. Meinoud vaart al snel een duidelijke pro-nazi/pro-Hitler Duitsland koers, d.w.z. van een land, waarin men geweld tegen politieke tegenstanders of joden niet schuwt.
In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog wordt Gerard bij de algemene mobilisatie van 28 augustus 1939 ingedeeld bij de stafafdeling logistiek.
Vanaf die datum vermeldt het Landstormblad in haar aanhef dat Gerard verantwoordelijk redacteur is.
In de voorlaatste editie van het blad verschijnt een artikel met de volgende strekking[22]:
“In opdracht van de Führer van het Duitsche Rijk is het burgerlijk bestuur overgedragen aan de Rijkscommissaris Dr. A. Seyss-Inquart en voor zover het militaire aangelegenheden betreft aan den Luitenant-Generaal F. Christiansen.
Vanzelfsprekend mag bij den Bijzondere Vrijwillige Landstorm niet worden uitgegaan van de gedachte, alsof er niets is veranderd met betrekking tot dit instituut. De B.V.L. neemt een geheel andere positie in, dan de organen van de politie en de ambtenaren. De Bijzondere Vrijwillige Landstorm is een organisatie van vrijwilligers tot onverplichten steun aan het wettig gezag.
Nu er in de plaats van dit laatste e.e.a. geheel andere openbare macht is gekomen, is de oorspronkelijke grondslag aan de vrijwillige verbintenis van de bijzondere landstormers komen te ontvallen.
Deze zaak zal men, om zuiver te staan, zich goed moeten indenken. Dit neemt niet weg, dat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat na het totstandkomen van de nodige principiële wijzigingen, voor de zaak van land en volk misschien nog veel goeds zal kunnen worden verricht.“
In de laatste editie van het Landstormblad[23] staat de volgende tekst:
Na de ontbinding der Vrijwillige Landstormkorpsen Motordienst, Vaartuigendienst, Spoorwegdienst, Luchtwachtdienst en Luchtafweerdienst is thans de mededeeling ontvangen, dat op bevel der Duitsche Overheid, ook de B.V.L. wordt opgeheven en zijn werkzaamheden moeten worden gestaakt.
De bijzondere vrijwilligers zijn hiermede ontslagen van hunne verbintenis, welke, zooals wij reeds in een vorig blad hebben uiteengezet, na de bezetting haar feitelijken grondslag had verloren.
De redactie geeft in die dagen onder de kop “tegen alle verwachting in” het volgende bericht mee, waaruit wij ook in de huidige tijd moed kunnen putten:
Nog velen zullen zich herinneren, hoe in 1914 niemand kon gelooven aan een langen duur van den toenmaals uitgebroken oorlog. Doch ook toen de vrede in 1918 kwam, was dit opnieuw voor de wereld een verrassing.
Op gelijke wijze is het ons nu vergaan. Geheel onverwacht werden wij in den oorlog betrokken en het snelle verloop er van tot aan de capitulatie van Frankrijk heeft de wereld met verbazing geslagen. De revolutionaire dynamiek van het nieuwe Duitsche Rijk heeft Europa met zulk een onmetelijke kracht overrompeld, dat alle berekeningen en verwachtingen verkeerd zijn uitgekomen.
Sommigen meenen, dat het nu heel spoedig in de wereld vrede zal zijn; anderen denken, dat het nog jaren zal duren. Niemand weet de toekomst dan God alleen, die het leven der volkeren en van de wereld bestuurt. Het einde zal daarom, of dat korter of langer duurt, wel weer geheel onverwacht komen. In het midden van 1918 wist niemand, hoe in Augustus 1919 de wereld er zou uitzien. Het werd alles volkomen anders, dan wie ook het had kunnen droomen.
En vandaag weet ook niemand, hoe de stand van zaken over een jaar zijn zal. Alles is nog in spanning, in actie, in beweging. Eerst als de cycloon geëindigd is, kan men de verwoesting overzien. Het moet eerst vrede worden. Het eenige vaste is God in Zijn heiligheid, rechtvaardigheid en barmhartigheid in Christus. En op den bodem aller vragen ligt der wereld en onze eigen zondeschuld.
In juni 1940 plaatst hij in het Landstormblad, als enige nationale krant, het gedichtje van hofprediker Welter over het vertrek van Koningin Wilhelmina naar Engeland. Hiervan luidt de eerste zin: “Nee, ‘t was geen vlucht die u deed gaan”[24].
Bij de ontbinding van de BVL stuurt Gerard in 1940 ontslagbrieven aan de plaatselijke leiders[25] en ook een oproep aan overige leidinggevenden om zich te onthouden van BVL bijeenkomsten. Vervolgens wordt hij gedetacheerd bij de Rijksinspectie van het brandweerwezen.
Eind 1940 verstrekt hij de oprichter van de Ordedienst (OD), J. Westerveld namen van betrouwbare personen uit het BVL bestand om deze dienst op te richten[26].
Gerard besluit om niet deel te nemen aan het gewapend verzet, hij was immers met zijn opvallend BVL verleden te bekend bij de Duitse bezetter, wel levert en coördineert hij wapenleveranties uit BVL voorraden aan plaatselijke verzetsstrijders[27] en elders[28].
In juli 1942 wordt Gerard op last van Rijkscommissaris A. Seyss-Inquart wegens anti-Duitse gezindheid ontslagen bij het brandweerwezen.
In hun woningen te Leidschendam en Voorburg biedt hij samen met zijn echtgenote, hun zes kinderen en een dienstmeisje regelmatig gelijktijdig onderdak aan, voor onderduikers, die de Arbeitseinsatz ontduiken[29], actief zijn in het verzet[30] of joods zijn[31].
Begin 1943 wordt N.S.B. generaal H.A. Seijffardt[32] door het verzet vermoord. De Duitse bezetters nemen op grote schaal wraak en arresteren aanvankelijk vooral studenten. Gerard vertrouwt het niet en waarschuwt na een kerkdienst alle jongens van 18 jaar en ouder om onder te duiken. Desondanks worden ruim 30 jongeren uit Leidschendam gearresteerd[33], maar de Rotterdamse evacué W. van Vliet[34] blijft uit handen van de Duitsers. Bij de arrestaties verlenen NSB’ers en een lokale politieagent ondersteuning.
Eind 1943 wordt de familie Boulogne samen met drie, volgens sommige bronnen, acht onderduikers[35] uit hun huis in Leidschendam gezet, omdat een N.S.B. gemeenteambtenaar hierop zijn oog had laten vallen. Door tussenkomst van de toekomstige schoonouders van zijn oudste zoon krijgen ze onderdak in Rotterdam.
Gerard vindt een betrekking bij het ministerie van Volkshuisvesting en verhuist naar een woning in de Voorburgse wijk Damsigt, welke aan Leidschendam grenst.
Door bemiddeling bij de Duitsers slaagt Trijntje, echtgenote van Gerard, er in, om begin 1944, ARP-er R. Gosker[36], met verlof uit gevangenschap, een aantal weken bij zijn echtgenote door te laten brengen.
Dick, de oudste zoon van Gerard, is eveneens actief in het verzet, o.a. als koerier voor Trouw. Hij wordt in mei 1944 verraden door een werkster bij het zendingsbureau, die verzetswerk in zijn bureau aantreft en hem aangeeft bij de Duitsers.
Bij de arrestatie van Dick treffen ze hem met zijn verloofde Joop aan in zijn ouderlijk huis, toen zij naar de Engelse radio luisterden. Gerard en Trijntje duiken daarna tijdelijk onder, dit nadat Bertje, hun jongste zoon (7 jaar), hen waarschuwt voor de Duitsers die bij hun huis posten[37].
Dick wordt veroordeeld tot anderhalf jaar gevangenisstraf en brengt na verblijf in het Oranjehotel tot het einde van de oorlog tijd door in werkkampen in Duitsland, hetgeen zijn gezondheid schaadt.
De tweede zoon van Gerard, eveneens Gerard genoemd is inmiddels 16 jaar oud geworden. Hij loopt altijd in een korte broek en bezit inmiddels een persoonsbewijs, waarvan het geboortejaar met een jaar verlaagd is. Dit om onder de nieuwe Arbeitseinsatz maatregelen van de bezetter uit te komen.
Gerard biedt eind 1944 Henk Winkel (bijnaam Dolle Henk) onderdak. Henk wordt gezocht door de Duitse Sicherheitspolizei[38], omdat hij er in slaagt om verzetsman B. Tesink op gedurfde wijze uit de handen van de Duitsers te houden[39]. Gerard is bang dat het gewapend verzet Henk wil uitschakelen omdat deze hen door zijn doldrieste acties in gevaar brengt. Tesink, leider van Stootgroep “Jan van Schaffelaar” verblijft op dat moment ook bij de familie Boulogne.
Na Dolle Dinsdag (september 1944) doet Gerard een gecodeerd bericht uitgaan naar alle BVL leden om actief samen te werken met het georganiseerd verzet.
In de hongerwinter van 1944/1945 organiseert het gereformeerd verzet van Leidschendam voedselhulp voor de bevolking. Gerard zorgt voor een eigen transport van aardappelen uit Drenthe[40], dat Trijntje grotendeels aan buurtgenoten uitdeelt[41].
Om contacten te onderhouden met verzetsvrienden uit het noorden begeleidt hij in de hongerwinter kinderuitzendingen naar Friesland en Groningen, waaronder die van zijn zoon Aleman. Aleman verblijft in Friesland bij de broer van de in 1944 gefusilleerde verzetsstrijder Hantje de Jong[42], waarmee Gerard sinds 1933 bevriend was.
Na de arrestatie van verzetsstrijder Henk Winkel volgt in februari 1945 een inval in de pastorie van de gereformeerde kerk van Leidschendam. Hierbij wordt het uniform van Gerard buitgemaakt.
Hij meldt zich bij de Sicherheitsdienst (SD) van de Duitsers om het terug te krijgen, maar wordt op 14 maart meteen gearresteerd, niet wetend van de arrestatie van Henk Winkel. Hij wordt opgesloten in het Oranjehotel en verblijft in dezelfde cel als eerder zijn zoon Dick.
Om voor vrijlating van Gerard te pleiten begeeft Trijntje zich naar het Oranjehotel. Zij komt met de Duitsers overeen om hem vrij te laten tegen betaling van 10 kilo vlees en 10 liter jenever. Een bevriende slager uit Den Haag zorgt hiervoor en Gerard komt op 2 april 1945 vrij. Dit lukt waarschijnlijk, omdat de oorlog ten einde liep.
Na zijn gevangenschap verzoekt men Gerard om het commando van een compagnie van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) voor Leidschendam op zich te nemen.
Hij mobiliseert 200 man, veelal uit eigen Gereformeerde kringen en neemt na de wapenstilstand van 5 mei 1945 tijdelijk het gezag van Leidschendam over van de zittende NSB burgemeester.
In het machtsvacuüm tussen oud (Duits) gezag, met een NSB burgemeester en een NSB politiechef, en een nieuw burgerlijk gezag ontbreken net voor en net na de wapenstilstand aanvankelijk duidelijke instructies[43].
Gerard neemt de volgende taken op zich: het arresteren van verdachten wegens collaboratie met de Duitsers[44], het in beslag nemen van spullen van zwarthandelaren en het handhaven van de openbare orde.
Onder zijn commando bevinden zich diverse personen, die er niet in thuis horen en sommige krijgen hiervoor een reprimande of worden uit zijn compagnie verwijderd[45].
Spullen uit NSB woningen of van zwarthandelaren worden soms ontvreemd[46].
Vrouwen die een relatie onderhielden met Duitsers worden kaalgeschoren, Gerard veroordeelt dit ten sterkste[47].
Gerard regelt als ambtenaar van Volkshuisvesting een woning voor een Joodse familie, die tijdens de oorlog langdurig bij een vriend van hem ondergedoken was[48].
Zijn ruimere woning in Leidschendam, die hij in 1943 gedwongen moest verlaten, vordert hij niet terug.
Bij het arresteren van een verdacht persoon krijgt Gerard een bevel van hogerhand om deze persoon te laten gaan[49]. Hij belt de Britse Militaire Politie en die sluiten de arrestant elders op[50].
Vermoedelijk daagt men Gerard voor het negeren van dit bevel[51] voor de krijgsraad.
Gerard draagt vervolgens in juni 1945 het gezag over aan burgemeester Banning, deze was de laatste burgemeester van Leidschendam, voordat hij in oorlogstijd door een NSB burgemeester vervangen werd.
Binnen vijf jaar raakt Gerard hierbij zijn functie tot driemaal toe om verschillende redenen kwijt.
In afwachting van zijn proces krijgt hij een nieuwe functie bij een interneringskamp in Stadskanaal voor personen die verdacht zijn van collaboratie.
Bij de zitting van de krijgsraad in 1948 wordt hij vrijgesproken. Gerard had niet voor de krijgsraad moeten verschijnen, zijn commandant had de zaak moeten afhandelen.
Duymaer van Twist richt in 1945 een nieuwe Nationale Landstorm Commissie op, om de BVL nieuw leven in te blazen. Gerard neemt hier als secretaris niet aan deel, dit ongetwijfeld vanwege zijn hiervoor beschreven debacle als BS commandant.
Nog tijdens de oorlog assisteert Gerard voorzitter Duymaer van Twist op diverse momenten om de BVL nieuw leven in te blazen[52]. Met de komst van SDAP opvolger PvdA ontstaat echter een naoorlogs politiek landschap dat sterk afwijkt van de vooroorlogse periode, zodat de poging van Duymaer van Twist mislukt.
Gerard werkt vanaf 1947 bij de Nationale Demobilisatie Raad met voorzitter Prins Bernhard en vanaf 1952 tot zijn pensioen in 1960 als secretaris van de Nationale Raad Welzijn Militairen.
In 1954 overlijdt Trijntje, zijn echtgenote, op 55 jarige leeftijd. Gerard hertrouwt een aantal jaren later.
Gerard werkt, na het overlijden van auteur Dr. J.C. van der Does in 1956, samen met Trouw redacteur A. van der Hammen aan het voltooien van het boek “Als ’t Moet”, november 1918 en de B.V.L. (1959).
In 1961 is Gerard aanwezig als Stichting de Nationale Landstormcommissie wordt opgericht. (Statuten en Notulen Steendam)
De gezondheid van Dick gaat in de jaren na het pensioen van Gerard steeds verder achteruit en hij overlijdt in de zomer van 1970 op de leeftijd van 47 jaar. Gerard overlijdt begin 1971, een maand voor zijn 76ste verjaardag.
[1] https://vestinggorinchem.nl/artikelen/kanonnen-dalem-bolwerk/
[2] https://doccentrum.stelling-amsterdam.nl/publicaties/dossiers/mobilisatie-herinneringen/index.php
[3] Boek: De Geschiedenis van de Vrijwillige Landstorm (majoor Fred Warmer, 2024), 174
[4] Maandblad “De Landstorm” (voor Limburg en Noord Brabant), editie november 1922
[5] Maandblad “De Bijzondere Vrijwillige Landstorm” (voor Overijssel en Gelderland), editie mei 1923
[6] Dagblad “De Nederlander”: edities 29-10-1923 en 28-11-1923
[7] https://vrijwilligelandstorm.nl/verhalen/leendert-van-pelt/
[8] Maandblad “Het Landstormblad”, editie januari 1927
[9] Boek: Als ’t Moet (Dr. J.C. van der Does, 1959), 235
[10] Dagblad “Het Volk”, editie 29-09-1926
[11] Van der Does, 235
[12] Dagblad “De Nederlander”, edities: 13-09-1928 en 28-09-1928 (nu B.V.L. meer welgezind)
[13] Dagblad “Utrechtsche courant”, editie 12-03-1931, Landstormblad, editie januari 1932
[14] Dagblad “Het Vaderland”, editie 14-12-1931
[15] Dagblad “Het Vaderland”, editie 11-12-1931
[16] Dagblad “de Gorcumer”, editie 25-02-1933
[17] Warmer, 243
[18] Maandblad “Het Landstormblad”, editie juni 1933
[19] Dagblad “De Volkskrant”, editie 30-01-1937, zie ook Van der Does, 204 en Dr. J. Gijsenbergh (dissertatie 2017), Extremismebestrijding in Nederland (1917-1940), 139 en 171
[20] Gijsenbergh (email 10-04-2025), Colijn: per 28-12-1933 staat N.S.B op lijst verboden verenigingen
[21] Van der Does, 256.
[22] Het Landstormblad, editie juli 1940
[23] Het Landstormblad, editie augustus 1940
[24] Het Koninkrijk der Nederlanden In de Tweede Wereldoorlog, Dr. L. de Jong, Deel 4, 270.
[25] https://vrijwilligelandstorm.nl/geschiedenis/nationale-landstorm-commissie/#galerij-13
[26] De Jong, Deel 4, 650.
[27] Hans van Kesteren (1914 – overleden in 1945 te Rotenberg(DE) via Stalag X-B), zie item 25, 126
[28] https://www.historischeverenigingvoorburg.nl/damsigt-een-wijk-apart-nu-online, 116
[29] Jan de Heer (Twee verslagen over zijn verblijf bij de familie Boulogne, 2004)
[30] Henk Winkel (1923 – 1945, gefusilleerd in Kamp Amersfoort)
[31] Betsy Cohen (Gereformeerd Leidschendam WW II, H.J.Ph.G. Kaajan, De Hoeksteen (2000), 20 )
[32] H.A. Seijffardt (1872-1943, Hendrik Seyffardt – Wikipedia)
[33] Volgens sommige bronnen wellicht vijftig van wie er een aantal niet terugkeren
[34] Kaajan, 8
[35] Kaajan, 12
[36] Samen met de top van de ARP wordt R. Gosker vanaf 1941 door de Duitsers gegijzeld.
[37] Verborgen dagboek, A.M.G. Batelaan-van den Berg 75 en Damsigt 117
[38] Kaajan, 20
[39] Kaajan, 18
[40] Na de oorlog volgt een rekening van 600 gulden voor de geleverde aardappelen
[41] Volgens een mededeling, omstreeks 1995, van zoon Gerard Boulogne (1928-2011).
[42] www.hantjedejong.nl
[43] Dit blijkt ook uit het proces-verbaal van zijn zitting voor de krijgsraad uit 1948
[44] NSB-ers worden grotendeels door BS medewerkers gearresteerd (diverse bronnen)
[45] Helena Zonneveld in brief (6 juli 1989) aan J.D. de Kort (auteur van Leidschendam in oorlogstijd)
[46] Ibidem
[47] Kaajan, 21
[48] Kaajan 21, R. Bouchez: “de veelzijdigheid van Ambachten en neringen” in Oud Leidschendam, 298
[49] Het is onbekend om welke arrestant het gaat, noch wie dit bevel heeft gegeven
[50] Gesprek met zijn zoon G.F. Boulogne (1928-2011), omstreeks 1995
[51] De oorspronkelijke aanklacht waarvoor hij bij de krijgsraad is gedaagd is niet meer te achterhalen.
[52] Warmer, 367